Richard
Friesland, Netherlands
 
 
De Keteloorlog (ook wel de Marmietenoorlog genoemd) is de spotnaam van een kort treffen tussen troepen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de Habsburgse Monarchie op 8 oktober 1784. Dit treffen kreeg de naam Keteloorlog omdat het enige schot dat in dit treffen werd gelost een soepketel raakte.
Na de Tachtigjarige Oorlog vormden de noordelijke Nederlanden een eigen republiek. De Zuidelijke Nederlanden bleven in bezit van de Spaanse Habsburgers en gingen na de Spaanse Successieoorlog over naar de Oostenrijkse Habsburgers. Tijdens en na de Tachtigjarige Oorlog sloten de Noordelijke Nederlanden de Schelde af. Hierdoor konden de havens van Antwerpen en Gent niet door handelsschepen bereikt worden. Dit leverde wel een enorme impuls op voor de haven van Amsterdam en de ganse economie van de Noordelijke Nederlanden, maar de zuidelijke steden verloren zo wel hun belangrijke handelspositie.
De Rooms-Duitse keizer Jozef II eiste in 1784 dat zijn schepen ongehinderde doorgang over de Schelde konden krijgen, alsmede vrije handel op Oost-Indië.[1] Het Heilige Roomse Rijk werd hierin gesteund door Engeland, dat vond dat de Republiek te afzijdig was gebleven in de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog. Ervan overtuigd dat de Nederlanders niets zouden durven, stuurde Jozef II op 6 oktober 1784 drie schepen, waaronder het oorlogsschip Le Louis, vanuit Antwerpen de Schelde op. Vanaf de schoener Den Dolphyn, een schip van de Admiraliteit van Zeeland dat geankerd lag nabij Fort Lillo, loste men echter een gericht kanonschot dat een ketel op het dek van het oorlogsschip trof. Le Louis staakte zijn doortocht en gaf zich hierna over aan de Zeeuwen. Het is niet onmogelijk dat de keizer enkel een waarschuwing wilde uitdelen omdat zijn oud-oom Lodewijk Ernst van Brunswijk-Lüneburg-Bevern, die werd beschuldigd van landverraad en verantwoordelijk werd gehouden voor de ellendige en gebrekkige staat van defensie, dreigde het land te worden uitgewezen.
De Rijngraaf van Salm kreeg de opdracht een legertje te formeren.
Als gevolg van deze korte schermutseling en na bemiddeling van Frankrijk werden de onderhandelingen tussen de landen heropend. Willem Anne Lestevenon werd naar Brussel gestuurd om een diplomatieke oplossing te zoeken. Dit leidde in 1785 tot het Verdrag van Fontainebleau. Besloten werd dat de Schelde gesloten bleef voor schepen, maar dat de Zuidelijke Nederlanden hiervoor gecompenseerd zouden worden door de Republiek. Naar schatting betaalde de Republiek twee miljoen gulden (volgens sommige bronnen tien miljoen gulden).
Kirjautunut ulos
Kommentit
Dashed 4.10.2016 klo 9.31 
Lol first xDDDDDDDD